Stel je voor, een mooie zomeravond. Het schemert en je staat met een glas wijn aan de rand van het bos. Als het bijna donker is zet het gezelschap zich in beweging en trekt verder het bos in. Op een sfeervol verlichte open plek zoekt iedereen een plekje op de stoelen die al klaar staan. Het geroezemoes verstomt als de muzikanten hun instrumenten oppakken.

De trompettist zet zijn trompet aan z’n lippen en doet zijn ogen dicht. De eerste noten dansen door het bos.

Vraag: “Als je nu in dat gezelschap zit te luisteren, maak je dan gebruik van je auditieve of je kinesthetische denksysteem?”

Vooruit, eerst even terug naar de theorie. We hebben als mens een aantal denksystemen. Dit zijn vooral manieren waarop wij informatie vastleggen. Vaak wordt er gesproken over het lange- en kortetermijngeheugen en het werkgeheugen, maar er zijn meer geheugens waarmee we informatie vastleggen.

Zo kennen wij het visuele geheugen. Probeer maar eens terug te gaan naar een vakantiemoment van twee jaar geleden. Je kunt dat feilloos terughalen en er ook nog een beeld bij vormen. Dat is vastgelegd in het visuele geheugen.

Wij hebben ook een auditief geheugen. Zo kan je een gesprek dat je gisteren met iemand had, na een paar dagen nog zo terug vertellen, je hoort die ander gewoon nog praten. Dit is in het auditieve geheugen vast gelegd.

Daarnaast kennen wij het kinesthetische geheugen. Dit gaat over het gevoelsmatig herinneren. Je ruikt een geur en deze associeert met een bepaalde gebeurtenis die je eerder hebt meegemaakt.

Als laatste kennen wij het digitale geheugen. Hier wordt informatie uit schrift gehaald. We kunnen daarover beredeneren en leggen zo de informatie vast.

Wij worden geboren met uitsluitend een visueel en kinesthetisch geheugensysteem en pas jaren later wordt geleidelijk aan het digitale en auditieve geheugen actief.

Nu kan je denken ‘Maar een kind reageert toch ook op auditieve prikkels zoals stemmen en speeltjes?’ Hier zit een groot misverstand. De geluiden komen wel via het auditieve systeem binnen maar raken het gevoel, door bijvoorbeeld schrikreacties en plezier. Deze worden dus niet in het auditieve geheugen vastgelegd maar in het gevoelsgeheugen.

Terug naar dat moment in het bos (concert ’Nachtgeluiden’ onder leiding van van André Heuvelman, virtuoos trompettist en bugelspeler) en de vraag: “Maak je gebruik van je auditieve of kinesthetische denksysteem?”

Twee uur lang in de open lucht luisteren naar muziek. Je oren (auditieve systeem) staan wijd open, maar het raakt je gevoelsgeheugen. Ik kan vandaag nog een muziekstuk terughalen en het weer zo beleven en wanneer ik ‘Hey Jude’ van de Beatles hoor dan ruik ik gras. Het is voor mij verbonden aan het voetballen dat ik vroeger zo graag deed.

Soms hoor ik wel eens dat een kind een voorkeur heeft om auditief en visueel te denken. Dat kan echt niet. Los van elkaar hebben wij een voorkeur in het gebruik van onze hersenhelften. Links zit het auditieve en digitale geheugen en rechts zit het visuele en kinesthetische geheugen. Een combinatie in voorkeur van auditief en visueel komt echt niet voor. De verwarring zit hem dus in het verkeerd inschatten van wat wij denken dat auditief is maar eigenlijk gevoelsmatig is.

PS. Op school wordt vooral ingezet op het auditieve en digitale geheugen maar er is een categorie kinderen dat een voorkeur houdt om meer het visuele en kinesthetische geheugen te gebruiken. Dit is met name de reden waarom sommige kinderen, ondanks een prima intelligentieniveau toch niet goed presteren.

 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met een *.


Klik op de voorbeeldknop om jouw bijdrage te controleren op fouten, daarna kan je de code uit de afbeelding (deze verschijnt automatisch) invoeren en op de verzendknop klikken.